Al ons leven lang zijn er kwesties. Op gezette tijden komt het probleem van de kip en het ei op bezoek in onze bovenkamer, en soms breken we daarover ons het hoofd. Vaker het ei.
Gezeten in de gelagkamer waar we, tussen het lachen en lonken door, met op de tafel vele lege bierglazen naast het schoteltje met in blokjes gesneden trappistenkaas besprenkeld met goddelijk selderiezout ter geestelijke inspiratie en lichamelijk voeding, de netelige zaak volledig oplossen in volle glazen IJ-van-Columbus-bier.
De volgende dag was het probleem vergeten, door de kater opgegeten, om ooit weer te worden uitgebraakt als onopgelost op ons schoteltje van levensvragen.
Gister in een zeer inspirerende toneeluitvoering kwam het probleem wederom ter sprake, en zoals het in elk bevredigend stuk werd de vraag in tijdelijkheid beantwoord.
In de oersoep kwam een ei boven borrelen – wat waarschijnlijker is dan een volwassen levende kip – en dat ei wilde – zoals al het leven wil – zich voortzetten. Een tweede ei. Daar had je dan wel een kip voor nodig, want de oersoep was inmiddels afgekoeld tot redelijk vaste massa, waar het leven op ging klimmen. De oplossing is simpel, de kip zit in het ei.
Maatschappij Discordia. De Weiblicher Akt speelt de ander (v.)
Waarvan akte.
Dat we allen geboren zijn uit warme soep, zien we en geloven we best, als we onze ogen sluiten en mijmeren over het niets en het alles.. Als we de ogen weer openslaan, hebben we moeite met focussen: we zien met wazig zicht – komt dat door het beslagen raam, door onze oude ogen of door onze feilbare hersenen – het wassende water.
Morgen bouwen we een hogere dijk, vandaag wassen we nog schouderophalend onze handen in onschuld en nemen een biertje.
De oersoep komt terug, zoals u wil, afgekoeld, de soep wordt nooit zo heet gegeten als ze werd opgediend (met dat levenscheppend ei erin). Dat is het slechte nieuws.
Het goede nieuws, we worden weer een beetje één voordat we dood gaan. Noodgedwongen dat wel.
We gaan met z’n allen. Wat is daar erg aan? Op mijn tijdelijke reis van de wieg tot het graf, vraag ik me dat vaak af. Het eeuwig keven is niet mijn droom, maar de wens van vele anderen.
Ik zie de tijdelijkheid niet als een groot probleem. Wel als een klein probleem, sterven is niet leuk, en wat kan je als dode nog?
Ach mijn herinneringen aan de oude Romeinse tijd zijn niet traumatisch, relativeer ik de boel.
Waarom zou ik bang zijn voor de tijd na mijn leven, maar volkomen indifferent staan tegenover de tijd voor mijn leven?
Ik heb veel gemist, door niet eerder te leven.
Dat zou je kunnen zeggen, maar dat is bedrog. Je kan niks missen, alleen dat wat je raakt is relevant. Geluk is net als het andere verhaal, een negatief goed. Je kan het alleen maar niet hebben. Het kan niet bestaan.
Het individuele leven is sterfelijke, dat maakt de voortgang van de soort mogelijk. Wat is er erg aan uitsterven van het individu? Je huilt en rouwt, meer de dood schept ook ruimte voor geboorte van de ander? Zou het uitsterven van de mens niet heel veel ruimte voor ander diersoorten bieden?
Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet.
De dodo en de ijsbeer nemen wraak. De nemesis is een natuurwet.
Zie het pulserend heelal als een universele hartslag, die klopt, maar niet tot in de eeuwigheid.
De mens vindt een eindig leven niet niet kloppen, maar toch niets is voor de eeuwigheid? Al is het onduidelijk of tijd wel bestaat.
Dezelfde toneelvoorstelling sprak `universeel` uit met een vieze bijsmaak. Was universeel niet het etiket dat de `witte man` op zijn gedachten plakt om gelijk te krijgen?
De kip en het ei, de schepping, God en zijn evenbeeld.
Het andere verhaal, is dat het verhaal van de ander? Of het verhaal dat niet bestaat? Niet kan bestaan.
Hoe verhoudt de mens zich tot god, een kwestie die maar al te vaak naast de kip en het ei op ons schoteltje lag.
Wie houdt nu wie voor de gek?
God de mens. Geen soep miljarden jaar geleden, maar een goddelijke hand 10.00 jaar gelden. In zeven dagen geschapen? Natuurlijk een haastklus, want al die miljarden jaren moeten worden ingehaald.
De vrouw die de appel plukt, is ronduit een slechte stijlfiguur, maar het verlies van het paradijs is wel de opmaat tot een vrolijke noot: de man kan paardje rijden op een dinosaurus.
Een almachtig, alwetend, alomtegenwoordig wezen met een lange baard?
Een man?
De mens god. Wel in de kerk zitten, de handen gevouwen, het boek opengeslagen op de dijen.
Dan slaan de klokken, het boek wordt nog sneller dichtgeslagen dan de zware kerkdeuren. Men rent naar de kroeg, naar het glas, naar de lol en de dijenkletsers. Spatten en spotten. Zuipen, gokken, lullen, lallen, en bedriegen, stelen, moorden en met speren en geweren rondrennen. Met de buurvrouw naar bed. Ook de buurvrouw zelf.
De mannen renden met een speer in de hand achter het wild door het bos aan en de vrouwen liepen met een tas in de hand in het bos om bessen te plukken. Verhalen worden geboren uit omstandigheden. Dóór en in het bos. Zie daar het verschil in de mannen- en vrouwenliteratuur ontstaan.
Wie houdt wie voor de gek?
De gelovige de ongelovige. Tien geboden, niet elf, het heilig boek. De vrijheid die ik moet hebben en jou wordt ontzegd. Mijn wetten zijn heilig, daar kan ik overigens niet zoveel aan doen, de hogere macht is nu eenmaal daar. Maar respecteer ze, anders sla ik je dood.
De ongelovige de gelovige. God bestaat niet, en als ie wel bestaat, dan kennen we hem niet. Jouw heilige wetten zijn verzinsels, waarvan niet te zeggen is of ze mooier of minder mooi zijn dan andere artistieke verzinsels. Jij wilt vrijheid die je een ander ontzegt en ter verdediging vind je begrippen uit als blasfemie. Geloof is een macht middel, de kerk een toxisch instituut en gelovigen zijn tot slaaf gemaakten, tot volgeling bekeerden, tot dienaar geknielden tot uitverkoren beloofden en tot geloofsoldaat geslagenen.
Een onschuldig kind. Nog geen bewustzijn, maar al wel een god. Dat is pas grensoverschrijdend en natuurlijk een vorm van kindermisbruik. Is er sprake van consent als je gedoopt, besneden of ingewijd wordt?
God oordeelt als laatste, maar wie maakt dat mee, de mens oordeelt als evenbeeld vroegtijdig en gretig voor zijn beurt.
God de gelovige. Leef volgens mijn wet. Als je dood bent begint het leven pas. Elke man duizend maagden. En elke vrouw? Wat een misogynie. Of is een man een vrouw en een vrouw een man? Maakt het eigenlijk wel uit? Is de aanspreekvorm volgens de beste marketingstrategie niet een oude truc, om de toehoorder er bij te betrekken. Ja, ik spreek jou aan daar op de eerste rij. Op de een of andere manier maakt het de mens meer uit dan God: dat onderscheid.
God de ongelovige. Je zal branden in de hel.
Ach een goede grap, een boodschap in de gedaante van een raadsel, een spel van letterlijk en figuurlijk om je te laten denken, en niet onbezonnen te handelen..
In India leefden eens twee leeuwen. Mannetje Akbar en vrouwtje Sita. Ze wonen allebei alleen, en wilden graag samenwonen om de eenzaamheid te verzachten. Niets menselijks is de dieren vreemd.
Blasfemie blazen de dogmatische gelovigen. Als het aan de mens gelovige mens ligt, leven ze niet lang en gelukkig. Celibaat opgelegd aan de dieren, omdat we ze een naam hebben gegeven. Hoe aanmatigend is de gelovige mens?
Aan God wordt niks gevraagd, moeder natuur wordt niet geconsulteerd. Laat de leeuwen zelf beslissen.. God wikt, waakt en beslist zonder menselijk handelen.
Wie houdt wie voor de gek?
Wie is wie? Wie is Annie, Miranda of Zephir?
Houd je iemand voor de gek als je een ander speelt.
Jezelf, de ander, de toeschouwer.Het is spel zeg je toch.
Het wezenlijke? Of houdt je alleen de spiegel voor de gek?
De spiegel waar links rechts is, en daarmee de leugen waarheid.
Of de waarheid leugen. Al naar gelang u gelovig of ongelovig bent.
Bedrog is wat anders dan op het verkeerde been zetten.
Wie houdt wie voor de gek?
Ik en de ander. De ander is de hel. Niet per se, maar de ander definieert jou in je beperking.
Als Nietzsche schreef over de kameel, de leeuw en het kind, over de untermensch en ubermensch dan schreef hij over vrijheid. De ubermensch is vrij, de untermensch niet.. Er is geen onderdrukking en ook van superioriteit is ook geen sprake. Dat maakten de Nazi’s ervan. Jij , ik, de ander. Wij en het toxische jullie
Ook Sartre definieert de ander niet tot boeman, al is de ander wel de hel. Het onvermogen om je te verhouden tot de ander is de hel voor elk individu. Die hel – de eeuwige eenzaamheid huist in ons, ons onvermogen tot contact – wordt manifest in het aangezicht van de ander.
Het andere verhaal, is dat het verhaal van de ander? Dat onmogelijke verhaal, dat niet bestaande verhaal, dat verhaal dat niet eens kan bestaan, omdat het alleen maar niet kan bestaan? Zoals de kwestie of de kleur van het paard van de koning van Frankrijk wit of zwart is?
De mens de dieren, de mens plaatst de dieren in hokken, tussen schotten en achter prikkeldraad. En fokt er veel, en wie vrij rondloopt, -vliegt, of -zwemt krijgt het steed benauwder. Oh, wat een vooruitgang.
De mens de hoeder. Misplaatste alwetendheid, ingegeven door een uiterst wreed en gewelddadig boek, dàt zullen alle offerdieren beamen.
Dat de soep weer begint te koken, over de randen van ons bestaan klotst. Ons kikkerlandje, ons olifantenlandje, ons leeuwenlandje en andere eilandenrijken dreigt te overspoelen. Komt door de mens die in zijn heethoofdigheid door de bomen het bos niet meer zag, zich overschreeuwde, en uit krankzinnige voortplantingszucht alle bomen kapte. Van Eva naar de Zeva’s. Alles voor meer ruimte en een betere zicht.
De mens houdt de mens voor de gek.
ChatGPT gaat de mens een handje helpen. Om naast knollen ook stenen voor citroenen te verkopen.
De rijken verkopen aan de armen, wie niet kan betalen mag met een app virtueel geld lenen. ChatGPT adviseert geen geld te scheppen, maar schuld. Volgens berekeningen wordt zo de kans op inflatie kleiner.
Een druk op de knop en het probleem is opgelost.
Tot de bom barst, of het ei in stukken valt.